Door toedoen van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is de kwaliteit van de orthodontische zorgverlening in Nederland de laatste jaren sterk achteruit gegaan. In een race to the bottom zijn de dwingend opgelegde tarieven steeds verder verlaagd en inmiddels zo laag geworden dat het aanbieden van hoogwaardige zorg in kleine praktijken niet meer mogelijk is. Hoewel orthodontie vrijwel geheel in het ‘derde compartiment’ valt (geen basiszorg, patiënten dienen deze zorg zelf te betalen) heeft de NZa tegelijkertijd het verboden dat patiënten en orthodontisten samen een redelijke vergoeding voor een behandeling afspreken.
Deze vergaande regulering is niet meer in het belang van patiënten. De beroepsverenigingen durven of kunnen hiertegen niets meer doen door de vergaande bevoegdheden van de NZa, die samenwerkt met de zorgverzekeraars (hogere premies en lagere tarieven = meer winst).
Met ingang van 2013 heeft de NZa de prijzen met ruim 30% verlaagd t.o.v. 2011. De vereniging van orthodontisten heeft tevergeefs gewaarschuwd dat hierdoor kleine praktijken zouden verdwijnen.
Mijn parttime praktijk in Nederland werd hierdoor zeer verliesgevend. Naast mijn praktijk in Nederland heb ik een parttime praktijk in Duitsland.
Aangezien ik graag hoogwaardige specialistische orthodontie wilde blijven aanbieden aan Nederlandse patiënten die daar bewust voor kiezen, heb ik de mogelijkheid geboden om de planning van de behandeling voorafgaand aan de feitelijke behandeling door mijn Duitse praktijk te laten doen. Het betreft een legale zorgprestatie naar Duits recht die Duitse orthodontiepraktijken, zoals die ik in Leer uitoefen, aan hun patiënten in rekening mogen brengen. In feite een soort ‘outsourcing’ zoals bedrijven ook doen om de verliezen gedeeltelijk te compenseren.
Diverse deskundigen zijn van oordeel dat het mij en patiënten vrij staat om dit te doen op grond van het EU-recht. Een patiënt is immers vrij om een specifieke zorgprestatie vanuit mijn Duitse praktijk te genieten. En als orthodontist mag ik mij vrij in Duitsland vestigen en aan Nederlandse patiënten een Duitse zorgprestatie aanbieden die ik als Duitse onderneming in Duitsland verricht.
De NZa ziet het helaas anders en heeft in november 2014 met grote overmacht een inval in mijn praktijk gedaan geheel in xxx stijl. De intimiderende details zal ik u besparen. Vervolgens heeft zij begin 2016 een boete opgelegd aan mij en mijn praktijk in Winschoten voor het in 2013 en 2014 aanbieden van zorgprestaties in Leer door mijn Duitse praktijk. Deze boete vecht ik in rechte aan en ik heb er vertrouwen in dat ik het recht aan mijn zijde heb, hetgeen in een bodemprocedure duidelijk moet worden.
In feite ontneemt de NZa patiënten hiermee ook hun zelfbeschikkingsrecht, dit geldt overigens voor de gehele tandheelkunde.
Ik heb mij inmiddels door het aanvragen van een voorlopige voorziening verzet tegen publicatie van het opleggen van de boete. De voorzieningenrechter heeft daarop weliswaar geoordeeld dat de NZa patiënten niet mag ophitsen, maar ging ervan uit dat er wel sprake was van een overtreding van de WMG, echter zonder een volledige en inhoudelijke beoordeling van de feiten. Feiten die de NZa in haar rapport niet of onjuist heeft weergegeven om mij te kunnen veroordelen.
Eind augustus 2016 heb ik een officieel bezwaarschrift ingediend bij de NZa, met het verzoek dit direct aan de rechtbank voor te leggen aangezien men tot dusverre mijn argumenten niet juist wilde beoordelen.
R.G. Potgieser, Orthodontist